>>>  Laatst gewijzigd: 9 april 2024   >>>  Naar www.emo-level-4.nl  
Ik

Filosofie en de waan van de dag

Start Filosofie Kennis Normatieve rationaliteit Waarden in de praktijk Mens en samenleving Techniek

Interpretatie

boeken bij het thema

Interpretatie en alledaagse kennis

Kijk, ik zit hier te typen in mijn appartement, geen mens in de buurt, geen familie, geen vrienden. Aan de overkant ziet iemand me misschien aan het werk, als hij of zij thuis is. Want af en toe kunnen mensen bij elkaar binnen kijken.

Het is tenslotte zo dat we als stadsmensen letterlijk op elkaar gestapeld leven. Om een oude observatie te herhalen: auto's zetten we voornamelijk naast elkaar, mensen op elkaar — wat dat niet allemaal zegt over hoe belangrijk we mensen vinden. We zijn dus met velen op een kleine oppervlakte. Maar we kennen elkaar nauwelijks.

Iemand kan me zien typen, maar weet niet wat ik zit te typen, want kent de context niet, weet nauwelijks wat mijn leven zoal inhoudt. Ah ja, zijn kinderen wonen al lang op zichzelf en blijkbaar is hij met pensioen, zou de overbuurvrouw nog kunnen denken die dat — als ze een beetje attent is — aan allerlei kleine dingen zou kunnen zien.

Mensen kennen in zo'n omgeving elkaars globale dagritme uiteindelijk wel, elkaars gezinsverhoudingen. De lichten die aangaan of uitgaan in huizen, het gehuil en gebabbel van kleine kinderen, de gang naar fiets of auto of motor om naar het werk te gaan, de thuiskomst op allerlei momenten tussen 14u en 16u (schoolkinderen) of 17u en 19u (ouders).

En dan hangt het verder af van de woonhoogte en de aanwezigheid van gordijnen of we nog meer van elkaar weten. Men kan bij mij gemakkelijk al die computers en boeken en muziekinstrumenten waarnemen en ook zien of horen dat ik er mee bezig ben. Dus er zal bij de buurtbewoners wel een beeld bestaan over hoe ik mijn dagen doorbreng. Hoewel dat toch ook lastig is. Het beeld van een computerfreak gaat niet zo samen met het beeld van een boekenwurm.

Observatie en interpretatie

We zien dingen van elkaar, hoe beperkt ook. Wanneer we nieuwsgieriger en oplettender zijn, zien we zelfs meer. Maar ergens wordt observatie toch duidelijk interpretatie. Hoe juist zijn onze beelden van mensen bij zo weinig informatie? Of concreter: wat voor beeld zouden mijn buren van mij hebben?

Oudere man. Niet iemand die veel mensen over de vloer krijgt, niet het gezellige type. Doet of deed wat werk betreft vast iets met computers, heeft er namelijk nogal wat. Maar hij heeft ook eindeloos veel boeken en zit veel te lezen. We zien hem ook geregeld schrijven. Het zou eigenlijk net zo goed een wetenschapper kunnen zijn. Niet een schrijver, eigenlijk, want daarvoor zien we hem te weinig schrijven.

We weten in zo'n appartementencomplex wat meer van elkaar omdat we elkaar af en toe tegenkomen, omdat we bij elkaar binnen kunnen kijken, omdat de gordijnen niet altijd dicht zijn. Van allerlei buren weten we echter bar weinig, omdat ze bij voortduring achter gesloten gordijnen en lamellen leven, hun zelf gekozen luxe gevangenis.

Maar ook al weten we in zo'n leefsituatie meer van elkaar, het stelt desondanks niets voor, het is allemaal aan de oppervlakte. Ik weet niets van hun ruzies of hun liefde, niets van hun beslissingen of emoties of gesprekken. Ik heb geen enkel idee van hun naaktheid of hun seksleven of hun gezondheid. Ik weet niets van hun manier van douchen of wakker worden, niets van hun voorkeuren bij wat dan ook, niets.

Anoniem samenleven

Dat is wat me zo vaak opvalt: je zit met mensen die je al jaren 'kent' aan tafel te praten, te vergaderen bijvoorbeeld, en je weet niets. Je hoort hun woorden, je ziet hun gedrag. Maar je weet niet of ze vanochtend ruzie hadden met hun man of vrouw. Je weet niet hoe hun lijf eruitziet. Je weet niet hoe vaak ze nog vrijen met hun man of vrouw, wat ze daarbij lekker vinden of waarin ze goed zijn, of ze vanochtend misschien lol beleefd hebben aan een vluggertje. Je weet niet of ze ontbeten hebben en wat ze daarbij dan aten. Je weet evenmin of ze 's ochtends poepen of juist altijd 's avonds. Zoals je ook niet weet of ze lief zijn voor hun kinderen of juist heel vervelend, als je al weet dat ze kinderen hebben.

Alleen mensen in de allergrootste privésfeer weten dat soort dingen van elkaar. Hun man weet dat, hun vrouw weet dat. Hoewel... Als die het al weet, want mensen bewaren soms angstvallig geheimen voor elkaar, zelfs voor degenen met wie ze samenwonen en slapen — de verstopte drankflessen, het pesten van de kinderen als zij of hij niet in de kamer is, de stiekeme telefoontjes, de verborgen gokverslaving, de geheime minnares. Maar buiten degenen die met elkaar samenwonen, wie weet ervan? Zelfs familie weet vaak helemaal niets concreets meer van familieleden, men woont vaak op afstand, de vuile was van een gezin wordt niet meer uitgehangen voor heel de familie.

We weten dus alleen maar intieme dingen van degene met wie we een relatie hebben, met wie we dagelijks samenwonen, en dan nog. Van andere mensen weten we veel minder, en zeker geen intieme dingen.

En zo kan het dus gebeuren dat we de hele dag met mensen te maken hebben en dat we niets méér van die mensen weten dan een reeks van oppervlakkigheden. Het kan zijn dat de een wat beter achter die oppervlakte kan kijken dan een ander, omdat hij of zij meer mensenkennis, inschattingsvermogen, invoelingsvermogen heeft dan een ander. Het kan zijn dat sommige mensen een gefundeerder mening over ons hebben dan andere mensen. Maar weten doen ze niets tenzij ik het vertel, tenzij ze me in allerlei andere omstandigheden zouden meemaken, tenzij ze langere tijd intiem met mij zouden zijn.

We hebben dus nauwelijks informatie over de mensen die we dagelijks tegenkomen. We hebben vrijwel geen informatie over de mensen die we slechts af en toe tegenkomen. Laat staan over al die mensen die we nooit tegenkomen. Tegenkomen als 'ermee te maken hebben', 'aanspreken', 'zien'. De meeste mensen zien we nooit. De meeste mensen die we wel zien, spreken we nooit. Met veel mensen die we spreken hebben we eigenlijk niets te maken. Het aantal mensen met wie we echt iets te maken hebben is zeer beperkt: wat familie, wat vrienden en kennissen, wat collega's.

Ons kent ons

Het goed interpreteren van mensen en hoe ze zich gedragen is zoals steeds weer blijkt afhankelijk van de informatie die je over die mensen hebt. In een kleinschalige omgeving zijn mensen beter van elkaar op de hoogte. Bijvoorbeeld wanneer je samenleeft op een schip, in een tehuis, in een klein dorp, in een hechte gemeenschap. Het is een bekend gegeven. In zo'n omgeving kom je elkaar vaker tegen en weet je meer van elkaar.

Kijk naar een dorpskern, naar een hechte gemeenschap ergens in een stadswijk. Het gaat hier om een kleinere groep mensen die op een vrij kleine oppervlakte ongeveer dezelfde dingen doen. Ze doen boodschappen in dezelfde winkels. Hun kinderen zitten op dezelfde school. In het weekeinde is er dezelfde kerk of iets dergelijks. Bij geboorten, doop, verloving en huwelijk, ziekte, ongeval en overlijden is iedereen op de hoogte en neemt heel de groep deel aan de rituelen en plechtigheden en feesten.

Men leeft dicht bij elkaar en weet dus meer van elkaar. Ook voor de 'dorpsgek' is er plaats in het geheel. Zelfs voor gekke Joop die altijd maar weer zijn piemel tevoorschijn haalt en voor tante Jo die bij alle mannen met haar lijf te koop loopt, is er ergens wel ruimte, zo lang het niet uit de hand loopt. Men kent de verhoudingen. Doordat duidelijk is wat normaal is kunnen ook de eigenaardigheden van sommige groepsleden een plaats krijgen.

Maar natuurlijk is ook waar: mensen die al te veel afwijken en daarmee een zekere grens overschrijden vormen hier een bedreiging. Bijvoorbeeld wanneer iemand niet van een bekende familie is, niet uit het dorp komt. Of wanneer iemand anders is van huidskleur, van culturele achtergrond, van geloof, van seksuele voorkeur. Dan weten de dorpsmensen het letterlijk niet meer: ze kunnen niet meer inschatten met wie ze te maken hebben en voelen zich misschien bedreigd.

En bovendien, ik moet mijn eigen omschrijving nuanceren. Ik zei dat het bij een dorp gaat om een kleinere groep mensen die op een vrij kleine oppervlakte ongeveer dezelfde dingen doen. Maar dat is lang niet altijd waar. De oppervlakte van een dorp kan gigantisch zijn. Een dorpskern is weer wat anders dan het hele dorp. Ook daar kan sprake zijn van schaalvergroting. Op afgelegen boerderijen en huizen kunnen veel dingen gebeuren die het daglicht niet verdragen. Wie zal zeggen waar mensen wegkruipen? Ook het platteland maakt vormen van anonimiteit mogelijk. Misschien wel meer dan de stad.

Anonimiteit van de stad

Schaalvergroting vergroot ook de anonimiteit. Dat doorbreekt het geïnformeerd zijn over andere mensen en dat doorbreekt ook ons vermogen om het gedrag van anderen goed te interpreteren.

In de stad is alles toevallig geworden. Je komt elkaar misschien tegen in dezelfde winkel, maar meestal niet. Er zijn veel meer scholen waar kinderen naar toe kunnen, er zijn meer gemeenschapsvormen, meer kerken. De sociale verbanden zijn daarom losser. Je maakt bepaalde mensen een tijdje mee op de basisschool, maar het is niet meer vanzelfsprekend dat je ze ook op de middelbare school om je heen zult hebben.

In de stad doen mensen heel verschillende dingen, het is onduidelijk wat normaal is, daarom hoeven ze in de anonimiteit niet bang te zijn dat hun afwijking van het 'normale' al te veel opschudding veroorzaakt.

In de stad kan alles, mag alles, gebeurt alles. Alleen weten we dat alleen nog in abstracto, we weten het niet echt, we hebben het niet gezien, we waren er niet bij, we kunnen het niet goed aan concrete mensen koppelen. De stad is de grote schuilplaats. Een feest voor iedereen die een hekel heeft aan benauwende sociale controle en vanzelfsprekendheden van alledag.

Maar — ook waar — de stad is een ramp voor iedereen die juist behoefte aan herkenning en ondersteuning heeft. De stad is voor hen bedreigend, maakt hen onzeker. Dus kruipen mensen die behoefte hebben aan gezelligheid en kleinschaligheid juist ook in de stad bij elkaar en maken een subcultuur voor zichzelf en hun groep. Een dorpskern in een stad. Een buurtbewonerscomité, een buurthuis, een geloofsgemeenschap, een kerk, een hobbyclub, en ga maar zo door.

Maar wordt dit nog ooit een echte dorpskern? Ik denk het niet. In de stad zijn de buurtwinkels grotendeels verdwenen, je vindt op steeds minder plaatsen een postkantoor, je moet voor allerlei zaken 'de stad in'. De voorzieningen zijn niet meer kleinschalig, de massa's mensen die ze gebruiken, maken dat onmogelijk. Dus: gezellige buurt of niet, je ontsnapt niet aan de anonimisering. Je begrijpt letterlijk niets meer van andere mensen.