>>>  Laatst gewijzigd: 18 maart 2024   >>>  Naar www.emo-level-4.nl  
Ik

Filosofie en de waan van de dag

Start Filosofie Kennis Normatieve rationaliteit Waarden in de praktijk Mens en samenleving Techniek

Over filosofie

Filosoof en werk

Dat er een belangrijke samenhang bestaat tussen de waarden en normen van een filosoof en het filosofische werk dat hij of zij schrijft, kan duidelijk gemaakt worden aan de kwestie-Heidegger.

De context

Elma Drayer interviewde voor Filosofie Magazine van augustus 2017 de Duitse filosofe Bettina Stangneth die zich verdiept in het kwade, de leugen en het afstotelijke. Stangneth schildert in dat interview de context:

"Stangneth vertelt hoe ze pas toen ze zich voor haar vorige boek in Eichmann verdiepte, ontdekte dat er een bloeiende nationaal-socialistische filosofische praktijk heeft bestaan. ‘Na 1945 leek het alsof de Duitse universiteiten in de nazitijd bij wijze van spreken leeg hadden gestaan. Welnee. Overal in Duitsland, in alle wetenschappen, werd in de twaalf jaar dat de nazi’s aan de macht waren ijverig doorgewerkt en onderzoek gedaan. Ik heb duizenden publicaties gezien. Ook de filosofen, althans voor zover ze niet hadden moeten vluchten voor het regime, zaten bepaald niet stil. Want zoals er een Duitse wiskunde diende te ontstaan, zo diende er ook een Duits denken te ontstaan.’

Martin Heidegger, bijvoorbeeld, hielp daar geestdriftig aan mee. ‘Na 1945 hield hij er uiteraard zijn mond over. Dat bleek zeer effectief. Zelfs twintig jaar geleden nog maakte je jezelf niet populair als je zei dat hij een nazifilosoof was geweest. Dat is nog steeds een beetje zo, maar sinds 2014 kennen we zijn Schwarze Hefte. Weten we dat hij ook na de oorlog geen afstand nam van het nationaal-socialistische gedachtegoed.’ " (61)

In de tachtiger jaren van de vorige eeuw was er — naar aanleiding van het verschijnen van een boek van Farias — in filosofenland inderdaad een wat pijnlijke discussie gaande tussen voor- en tegenstanders van Heidegger over Heideggers steun aan het nationaalsocialisme (NS) en de strekking van zijn filosofische werk. Vanuit mijn gezichtspunt is het logisch dat de keuze voor of tegen Heidegger hier alles te maken heeft met de normatieve kaders van waaruit de voor- en tegenstanders zelf alles benaderen. Ook is het weer zo dat mijn eigen positiebepaling hier alles te maken heeft met míjn normatieve kader. Hoe subtiel of hoe weinig subtiel de normatieve posities liggen blijkt uit reacties als de volgende.

Het boek van Victor Farias

Farias - een Chileen die in Duitsland bij Heidegger studeerde - schreef zijn boek over Heideggers naziverleden in het Spaans en Duits, ik zelf heb de Franse vertaling Heidegger et le nazisme van 1987 gelezen. Farias had - zo schreven sommigen - als spreker van een buitenlandse (niet-Duitse) taal zoveel rancune opgebouwd tegen Heidegger en zijn opvatting dat je alleen in het Duits werkelijk filosofisch kunt denken, dat hij geprobeerd had met zijn boek Heidegger als persoon onderuit te halen om zijn werk te diskwalificeren. Rare reactie. Er waren dus auteurs die Farias een alomvattend argumentum ad hominem verweten (je haalt de persoon onderuit en weigert om inhoudelijk op zijn betoog in te gaan; op de man spelen heet dat ook wel), en die zelf vervolgens met groot gemak Farias op dezelfde irrationele manier te lijf gingen, namelijk met een argumentum ad hominem, op een manier dus die ze in Farias' werk veroordeelden.

Daar werd door anderen nog een autoriteitsargument aan toegevoegd: wat is het laag - zo zeiden die anderen - om een filosoof die zo'n grote invloed gehad heeft, zo te bekritiseren, alleen maar omdat hij ooit sympathiseerde met het nazisme. Ook een rare reactie. Alsof iemands invloed, beroemdheid, populariteit, alsof de omvang van iemands werk, bepalend is voor de waarheid van zijn woorden! Wat een onzin. Hitler had ook invloed, was ook populair.

Slechte argumentatie

Het zijn slechte manieren om te argumenteren en zo gauw die opduiken kun je er donder op zeggen dat er mensen zijn die zich bijzonder ongemakkelijk voelen bij iemands kritiek en defensief worden. Een illustratie van beide manieren om in discussie te gaan trof ik indertijd aan in een krantenartikel dat als knipsel was toegevoegd aan VIC, op dat moment het mededelingenblad van de Vereniging voor Filosofieonderwijs. Het betrof een Heideggerkenner in België, Dirk de Schutter, die in De Standaard van 13/2/88 schreef:

"Waar komt de gretigheid vandaan om een filozoof [sic] als Heidegger, die een niet te onderschatten invloed heeft uitgeoefend, met de vinger te wijzen? Wat te denken van de begeerte om een monumentaal oeuvre, dat onvergetelijke commentaren bevat op de geschiedenis van de filozofie [sic] van Plato tot Nietzsche en aandacht vraagt voor de lyriek van Sophocles en Hölderlin, tot zwijgen te brengen?"

Een idolate en kritiekloze reactie, Heidegger kan blijkbaar geen kwaad doen. Natuurlijk wordt Farias als historicus ook maar meteen gediskwalificeerd (zonder overigens aan te geven wat dan wel de normen zijn voor wat een 'goed' historicus is), en blijkt uit alles dat Farias' boek niet erg diepgaand bestudeerd is. De reactie van ene Ludo Abicht in hetzelfde blad op 26/2/88 is er dan ook een naar mijn hart (lees: naar mijn waarden en normen), ik geef een citaat, waar indirect op het bovenstaande gereageerd wordt:

"Ten slotte is heel de discussie rond Heidegger niet begonnen vanuit een of andere duistere begeerte (afgunst, enggeestigheid, sensatiezucht), maar vanuit de ontdekking van een aantal feiten die de meesten van ons des te harder treffen, omdat er ons gedurende al die uren filozofie [sic] nooit of slechts en passant ook maar iets zinvols over gezegd is."

Normatieve kaders

Dat laatste is boeiend en wordt door weinigen gezien: het zegt iets over de filosofiestudie, waarin de persoon van een denker en zijn of haar normatieve kader zo weinig ter sprake komen, en waar de docenten er zo sterk toe neigen iemands teksten als eigen grootheden te zien. Daarom is de discussie over Heidegger voor de filosofen ook zo pijnlijk: ze moeten zich ineens de vraag stellen naar de verhouding tussen het normatieve kader, de waarden en normen, van een denker als persoon, van een filosofisch werk van zo'n denker, en van zichzelf als lezer en interpreet. En dat hebben ze eigenlijk nooit geleerd, misschien zelfs afgeleerd.

Sterker nog, filosofen hebben veel te simpel gedacht over de relatie tussen de maker van een filosofisch werk en het gemaakte, je mocht immers nooit de gedachten van een werk aan de kant gooien omdat je aan de persoon van de schrijver een hekel had. Merkwaardig dan wel om te zien dat in de discussie over Farias' boek zo gemakkelijk gegrepen werd naar argumenta ad hominem. En eigenlijk ook niet merkwaardig, want de discussiërende filosofen hebben nooit geleerd om normatieve kaders van denkers te overdenken, en al zeker niet hun eigen normatieve kaders.

Heideggers conservatieve achtergrond

Het is lijkt me erg noodzakelijk om Heideggers normatieve kader te achterhalen, wil je iets kunnen zeggen over een waardering van zijn filosofie. En dat betekent niet dat je daarmee bezig bent aan het opbouwen van een groot argumentum ad hominem. Over het algemeen lijkt me toch vrij vanzelfsprekend dat er een directe samenhang bestaat tussen persoon, leven, achtergronden van een schrijver van filosofisch werk en dat filosofische werk zelf.

Ik vind het niet gênant om te stellen dat Heideggers achtergronden, opleiding, relaties en contacten, daden, vanuit een humaan perspectief alle reden geven tot wantrouwen. Hij is opgegroeid in een katholiek milieu, waarin alle nadruk lag op een verzet tegen verlichte achttiende-eeuwse opvattingen. Hij is opgevoed en opgeleid met antiliberale, antidemocratische, antirationalistische ideeën, vanuit een sterke hang naar Duits-nationalistische en provinciaal-volkse sentimenten. Kortom: hij had een zeer conservatieve achtergrond en zijn normatieve kader is daardoor gevormd.

Vanuit een romantisch katholicisme werd er in zijn omgeving op alle manieren en door vrijwel iedereen met wie hij te maken had geageerd tegen het oud-katholicisme, dat wel wilde aansluiten bij het verlichtingsdenken. Niet alleen in zijn gezin, maar ook in de instituten (lagere en middelbare school, universiteit) waar hij werd opgeleid waren die conservatieve tendensen dominant aanwezig.

En ook later bleken vrijwel alle mensen met wie hij om ging die conservatieve opvattingen te delen, niet alleen de mensen die hij in zijn functie van rector aan de universiteit als medewerkers koos, maar ook de jeugd- en studentenbeweging, de mensen met wie hij manifestaties op touw zette, met wie hij organisaties in het leven riep, etc.

Het kernprobleem

Waarom vonden we het vroegeer normaal dat Aantjes uit de politiek moest verdwijnen, toen bleek dat hij tijdens de Tweede Wereldoorlog verbonden was geweest met de SS? Omdat we het normatieve kader dan niet meer vertrouwen van waaruit hij politiek bedrijft. In dit geval is trouwens niet eens nagegaan of dat normatieve kader bij Aantjes door de jaren heen mogelijk veranderd was en werd hij zonder meer veroordeeld op grond van zijn keuzes in het verleden.

Waarom zouden we het dan niet normaal mogen vinden dat een filosoof 'uit de filosofie verdwijnt', wanneer blijkt dat hij verbonden is geweest met het nationaalsocialisme? Is het normatieve kader van een filosoof dan iets wat boven elke discussie verheven is? Mag je een filosoof dan niet wantrouwen en zelfs veroordelen als hij nationaalsocialistische opvattingen rechtvaardigt of onderbouwt? Hoeven filosofen — of ze veel of weinig geschreven hebben, of ze nu grote invloed hebben of niet, of ze nu beroemd zijn of niet — zich niet voor hun opvattingen binnen of buiten hun boeken te verantwoorden?

Humane maatstaven

Ik denk dat iedereen altijd aan humane normen gemeten mag / moet worden, ook al is het niet eenvoudig om eenduidigheid te verkrijgen over welke maatstaven dan wel humaan zijn.

Wanneer we het normaal vinden dat we Hitler en zijn Mein Kampf zo sterk veroordelen dat we zelfs de verkoop van zijn werk verbieden, dan is het vanuit dezelfde normen mogelijk om een filosoof en zijn werk te veroordelen en wie weet de verkoop van zijn of haar werk te verbieden. Een schokkende mededeling, die duidelijk maakt hoe belangrijk het is boven tafel te krijgen op grond van welke humane normen we dan menen Hitler en zijn werk wél en een filosoof en zijn werk níet te veroordelen en te verbieden.

Ik kan er dan ook geen enkel bezwaar tegen hebben dat Farias probeerde duidelijk te maken dat er een sterke samenhang bestaat tussen Heideggers sympathie voor het nationaalsocialisme en de inhoud van zijn werken, en dat hij tot een veroordeling van Heidegger komt.